Historische Vereniging Schiedam | |
> Startpagina > De Geschiedenis van Schiedam > Cultuur, Onderwijs, Sport en Recreatie |
De Schiedammer genoot tot aan de Reformatie van 100 vrije dagen in een jaar. Naast de zondagen waren er zo'n 50 katholieke heiligendagen waarop men niet hoefde te werken. Er was volop gelegenheid tot sport en spel, tot schaatsen, dobbelen, boogschieten, kaatsen, klootschieten, kolven etc. Dat bleef zo, ook toen onder invloed van de protestanten het aantal vrije dagen met ongeveer de helft verminderde.
Sport komt van disportare (middeleeuws latijn) of disporter (middeleeuws engels) wat 'vermaak' of 'verstrooiing' betekent. Liduïna en haar vriendinnen bonden in 1395 hun houten schaatsen met glij-ijzer onder om zich te vermaken op het ijs. Hiermee zijn zij de eerste bekende Schiedamse sporters.
In 1357 kende Schiedam een dobbelschool. Jan Catteborne kreeg van graaf Willem V in dat jaar levenslang het exclusieve recht dit speelhuis te exploiteren. Het stadsbestuur kreeg van de graaf de opdracht andere dobbelplaatsen te verbieden. Dit maakt de dobbelschool een voorloper van het huidige casino. Het lot van de dobbelschool is onbekend.
De Schiedamse burgerij deed in georganiseerd verband aan boogschieten. De schutterijverenigingen dienden eerst een militair doel, de verdediging van de stad. Later beoefenden de burgers het boogschieten als vrijetijdsbesteding. Schiedam kende twee schutterijen: de handboogschutters en de voetboogschutters. Het oefenterrein van de schutterijen noemde men 'doelen'.
Een onder Schiedammers van alle rangen en standen geliefd spel was het kaatsen. Het balspel veroorzaakte veel overlast. De ballen vlogen door de lucht, ruiten sneuvelden, voorbijgangers kregen een bal tegen hun hoofd, men speelde om geld en drank. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Schiedamse keuren verbodsbepalingen over het kaatsen bevatten. Twee andere populaire balspelen die evenzeer voor overlast zorgden, waren het klootschieten en kolven.
Schaatsen ontwikkelde zich in Schiedam net zoals elders in de Nederlanden al snel tot volkssport. Iedereen schaatste, volk en elite, mannen, vrouwen en kinderen. Schaatsen was zo gewoon, gemakkelijk en overal ongeorganiseerd te beoefenen zonder enige overlast dat de overheid geen verbodsbepalingen of anderszins hoefde uit te vaardigen. Voorzover bekend was er pas in 1879 sprake van georganiseerd ijsvermaak in Schiedam. Op 6 februari van dat jaar hield gymnastiekvereniging Olympia een gekostumeerd ijsfeest waarvan de opbrengst ten goede kwam aan de armen.
In februari 1869 was voor het eerst in Schiedam een vélocipède te bewonderen. De in 1886 opgerichte Schiedamsche Wielrijders Vereeniging 'Swift' legde zich toe op toertochten, terwijl de in 1894 in het leven geroepen Schiedamsche Wielrijders Vereeniging 'De Postduif' wegwedstrijden organiseerde.
De oprichting van de Schiedamse Zwem Club (SZC) in 1912 betekende het begin van het zwemmen in georganiseerd verband. Daarvoor hadden de zwemmers de beschikking over het Paardenwater, een soort strandbad op de plaats waar later Hotel De Kroon stond; dat bad moest men delen met de molenpaarden. In 1888 besloot de gemeenteraad een bad aan het Spuikanaal aan de Groenelaan te laten aanleggen. In 1911 kwam een nieuw zwembad gereed in de Nieuwe Maas aan de Frankelandsedijk; schuttingen verdeelden het in een dames- en herenbad. In 1934 opende het Sportfondsenbad zijn deuren (een overdekt zwembad).
Aan het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw was onder andere bij het schaatsen, wielrennen en zwemmen in Schiedam voor het eerst sprake van sportbeoefening in verenigingsverband. Deze ontwikkeling deed zich overal in West-Europa voor. Er ontstonden nationale organisaties die zorgden voor uniforme regelgeving, voor georganiseerde competities en het vastleggen van resultaten. Door industrialisatie en werktijdverkorting groeide de vrije tijd. Men kon naar sport gaan kijken en zelf aan sport gaan doen. Voor 1900 gold dit alleen voor een kleine bovenlaag, na 1900 voor steeds bredere lagen van de bevolking. Veel moderne sporten begonnen dan ook als elitesport.
Aan het einde van de 19de eeuw was het vanuit Engeland overgewaaide voetbal in Nederland een elitesport, zo ook in Schiedam. Op 29 maart 1891 speelde Hermes − sinds de oprichting op 8 april 1884 tot dan toe uitsluitend een cricketclub − op het terrein aan de Damlaan zijn eerste officiële voetbalwedstrijd. In de 20ste eeuw groeide de elitesport voetbal uit tot de belangrijkste volkssport. Door de invoering van de leerplicht in 1900 kwam er ruimte voor een bezigheid buiten de schooluren. Voetbal kon overal gespeeld worden, met iets dat op een bal leek.
Schiedam is nog steeds cricketstad van Nederland met zijn twee populaire hoofdklassers − Hermes-DVS en Excelsior '20.
De overheid ging sport steeds meer als middel tot maatschappelijke vorming beschouwen. In de jaren 1960 maakten gemeenten sport onderdeel van hun welzijnsbeleid. De groeiende bevolking en welvaart en de verkorting van de werkweek zorgden ervoor dat de gemeente Schiedam binnen en buiten verenigingsverband mogelijkheden voor sportieve recreatie ging realiseren. Er kwamen sportparken en sporthallen.
Sporten als basketbal, volleybal, honkbal en softbal beleefden een sterke opkomst, mede omdat deze werden opgenomen in het programma van de schoolgymnastiek. Sporten met een hogere sociale status als badminton, skiën, squash, golf en tennis profiteerden van het stijgende opleidings- en welvaartsniveau en van een toename van sportbeoefening onder ouderen.
Bron Ach Lieve Tijd nummer 4
> Startpagina > De Geschiedenis van Schiedam > Cultuur, Onderwijs, Sport en Recreatie | |