Historische Vereniging Schiedam | |
> Startpagina > De Geschiedenis van Schiedam > Stedelijke ontwikkeling > Zeven eeuwen wonen en leven in Schiedam |
Hoewel Nederland in de periode 1914-1918 niet tot de strijdende partijen behoort, zijn de gevolgen van de oorlog fors. Honderden Belgische vluchtelingen komen naar Schiedam. Er is voedselschaarste en de toch al niet rooskleurige woonsituatie verslechtert als gevolg van de stagnatie in de bouw. In 1919 gaat burgemeester M.L. Honnerlage Grete met pensioen. Hij laat, bestuurlijk gezien, Schiedam op het terrein van de volkshuisvesting niet met lege handen achter. In 1918 blijkt het College van Burgemeester en Wethouders vast besloten de reeds lang bestaande kwalitatieve- en de kwantitatieve woningnood stevig te lijf te gaan. Er is een streven naar verbetering van de bestaande situatie en er wordt ook gekeken naar te verwachten toekomstige ontwikkelingen. In de vergaderingen van de Gemeenteraad van Schiedam d.d. 22 maart en 12 april 1918 wordt een voorstel van het college dienaangaande (gedateerd 7 maart 1918) besproken.
De motivering tot het indienen van het voorstel: "Wij willen volstaan met het feit te constateeren dat er een woningnood is, die op de een of andere wijze moet worden bestreden. En mogen wij nu ook met volle waardering het werk der bouwvereenigingen gadeslaan, erkend moet tevens worden, dat nu de particuliere woningbouw geheel is stop gezet de vereenigingsbouw niet in staat blijkt in de groote behoefte te voorzien."
Raadslid A.T. Schade van Westrum waardeert de goede bedoeling van de commissie die de concept-verordening voorbereidde maar heeft zo zijn bedenkingen.: "Hij heeft dikwerf woningen gezien, waar een vertrek beneden en een zolder boven was. Maar hij heeft het dan ook menigmalen betreurd, dat in dit ééne vertrek werd gehuisvest, gekookt, geslapen, dat dáár zieken lagen, ja dat men er leefde, terwijl er dooden lagen. Daarom zou hij het wenschelijk achten, dat die beneden-woningen in twee gedeelten gesplitst wierden; dan kon dit een en ander over twee vertrekken verdeeld worden."
Zijn voorstel het artikel in deze geest te wijzigen haalt het niet. Het ontmoet wel sympathie maar, zo blijkt uit de discussie, men is beducht voor een sterke stijging van bouwkosten en huurprijzen.
Uiteindelijk wordt een definitieve tekst van de verordening in de vergadering van 27 oktober 1854 met algemene stemmen vastgesteld. Daarmee heeft Schiedam als eerste gemeente in Nederland een woningbouwverordening.
"De toestand is derhalve zoodanig, dat er vooral in de oorlogsjaren, een zeer belangrijke achterstand is gekomen in den woningbouw, die, als eenmaal de vrede is gekomen en ook het Nederlandsche leger kan worden gedemobiliseerd, als dus ook alle militairen weer een zelfstandig tehuis erlangen en de uitgestelde huwelijken worden gesloten, zich nog zwaarder zal doen gevoelen als op dit ogenblik. Uitgaande van de gedachte, dat Schiedam nog altijd een goede toekomst hebben kan, indien behoorlijk gebruik gemaakt wordt van de voordeelen, welke zij door hare ligging aan de Maas biedt, meenen wij dat de groote behoefte vooral aan arbeiderswoningen straks die opbloei zou belemmeren, als nieuwe takken van nijverheid en handel, in hare vestiging te dezer stede zouden belemmerd worden door een totaal gemis aan arbeiderswoningen.
Buitendien oefent alreeds de tegenwoordige toestand op hygiënisch en zedelijk gebied een niet gewenschten invloed uit, zoodat alles tezamen genomen wij de noodzakelijkheid erkennen dat de Gemeente ingrijpe en van Gemeentewege met den grootste spoed een aantal arbeiderswoningen worden gebouwd.
Het bouwen van gemeentewege heeft hier geen andere beteekenis dan een noodmaatregel. Laat ons hopen dat binnen heel korte tijd de particuliere en vereenigingsbouw in staat zullen zijn in de behoefte te voorzien. Maar nu moet worden aangevuld. En dat schijnt ons niet anders mogelijk dan van gemeentewege."
De analyse van het college omtrent de te verwachten vraag naar woningen wordt raadsbreed gedeeld. Maar over de aangedragen oplossingen voor een goed volkshuisvestingsbeleid wordt langdurig en soms ook fel gediscussieerd. De notulen beslaan negentien pagina's.
Kritische geluiden tegen het voornemen om Bouw- en Woningtoezicht bij Gemeentewerken weg te halen. Raadslid S.A. Maas opponeert tegen een actieve rol in de woningbouw door de nieuwe dienst. Wethouder T.S. Goslinga steunt in zijn betoog de eerstverantwoordelijk wethouder, collega P. de Bruin. Goslinga is "principieel tegenstander van Gemeentebouw en van uitbreiding der gemeentezaak. Maar de omstandigheden dwingen nu tot afwijking van principes".
Er is in de vergadering vrees dat de rol van de woningbouwverenigingen zal worden geminimaliseerd. Wethouder De Bruin : "Burgemeester en Wethouders zijn overtuigd van den goeden wil van de vereenigingen, maar ook van hun onmacht om ten volle aan den eisch te voldoen. Zij constateren het gebrek aan woningen dat bestaat en zien niet de kans dat de gemeente enkel door de verenigingen daar zal uitkomen".
De raad neemt het voorstel tot het instellen van een Gemeentelijke Woningdienst aan met 19 tegen 3 stemmen.
De door het college kenbaar gemaakte toekomstverwachting inzake de bedrijfs- en bevolkingsgroei voor de jaren na 1920, blijkt te kloppen. Veel arbeiders trekken 'van over het water' naar Schiedam en het aantal inwoners groeit tussen 1920 en 1940 explosief van 40.000 naar 65.000 [3]
Mr.dr.ir. M.M. van Praag |
Er wordt in die jaren flink gebouwd door bouwondernemingen én ook door de woningbouwverenigingen. In een vrij kort tijdsbestek verrijzen in het oosten en in het westen van de stad vele duizenden woningen. Maar de rol van de gemeentelijke woningdienst blijft in de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog beperkt tot het bouwen van circa honderd woningen in Oost (Fultonstraat, Van Marumstraat) en verder was er de aankoop van bijna tweehonderd woningen aan de Parallelweg van een failliet gegane particuliere bouwer. Het aanzicht van het stadsgebied buiten het oude centrum verandert in snel tempo. Met de aanleg van het Sterrebos, het Volkspark, het Julianapark en de aanplant van plein- en straatbomen beoogt men de stad aantrekkelijk te maken. Er komen een overdekt zwembad, scholen, kerken en een bioscoop/theater. Het eind van de jaren dertig wordt getekend door de dreiging betrokken te worden in de losgebarsten Tweede Wereldoorlog. In 1940 wordt die dreiging werkelijkheid. In de periode 1940-1945 komt de bouw vrijwel stil te liggen met als resultaat een wachtlijst van vele duizenden woningzoekenden.
Anders dan na de Eerste Wereldoorlog speelt de Gemeentelijke Woningdienst na 1945 wel een rol van betekenis. Het merendeel van de vele duizenden woningwetwoningen die tot stand komen wordt dan door die dienst gerealiseerd. Binnen twintig jaar groeit het personeelsbestand tot zo'n circa zestig medewerkers, een aantal dat in de loop der jaren nog verder toeneemt. Zij die destijds voorstander waren van gemeentelijke bouw kregen dus alsnog ruimschoots hun zin. Hetgeen overigens tegelijkertijd weer tégen de zin was van hun opponenten. In het Algemeen Verslag Onderzoek der Gemeentebegroting 1957 kan men daarover onder het punt Woningdienst lezen: "Een groot aantal leden" (van de gemeenteraad, SJR) "keert zich tegen de exploitatie van het nog steeds toenemend aantal woningen. Zij achten de tijd gekomen die exploitatie over te dragen aan bestaande of te stichten woningbouwverenigingen. Thans lijkt de dienst op een kind met een waterhoofd". Op dat moment zijn er een kleine vierduizend woningen in bezit van de gemeente (voor een deel gereed en voor een deel in aanbouw). Maar er zullen nog vele duizenden woningen bij komen voordat er door de bestuurderen werkelijk gedacht wordt aan verandering.
In 1973 ligt het aantal woningen rond de 9000. Per 1 juli 1978 wordt voor het gemeentelijk woningbezit een afzonderlijke dienst ingesteld: het Gemeentelijk Woningbeheer. Het zal min of meer een tussenstap blijken te zijn op de weg naar privatisering. Bezit van een groot gemeentelijk woningbezit wordt in de jaren daarna niet langer opportuun geacht. Het aantal woningen is ultimo 1993 opgelopen tot bijna elfduizend. Bij raadsbesluit van 28 maart 1994 wordt besloten het Gemeentelijk Woningbeheer per 1 januari 1995 te verzelfstandigen, te privatiseren, en onder te brengen in de Stichting Noordvest. Deze stichting gaat later samen met de inmiddels reeds met elkaar gefuseerde woningbouwcorporaties. De cirkel is rond, ook zij die bezwaren hadden tegen het gemeentelijk bouwen kregen achteraf gelijk, zij het dat ze wat langer op hun gelijk moesten wachten dan de voorstanders. Waarschijnlijk is bij het besluit tot privatiseren niet meer in beeld geweest dat daarmee in feite een in het verleden genomen "noodmaatregel" werd beëindigd. Overigens wel een uiterst langdurige noodmaatregel !
Lees verder bij: Een aantal citaten uit de literatuur over wonen in Schiedam.
> Startpagina > De Geschiedenis van Schiedam > Stedelijke ontwikkeling > Zeven eeuwen wonen en leven in Schiedam | |