scidam-logo

Historische Vereniging Schiedam

> Startpagina > Historische Vereniging Schiedam > Het tijdschrift Scyedam > Overzicht van de opgenomen artikelen uit het blad 'Scyedam'

Scyedam 84-4 / Schiedam en de literatuur - F. Bordewijk


door F. Noordegraaf

oorpsronkelijk verschenen in 'Scyedam', 10e jaargang no. 4 - november 1984

Mr. Ferdinand Bordewijk

Op 10 oktober 1884 werd Ferdinand Johan Wilhelm Christiaan Karel Emiel Bordewijk geboren in de Jan Steenstraat 255 te Amsterdam. Z'n vader was referendaris bij het Departement van Waterstaat en stamde uit een gegoede familie. In 1885 verhuisde het gezin naar Singel 198 en in 1894 naar Den Haag, Van Swietenstraat 88. Het gezin verhuisde binnen Den Haag van Van Swietenstraat 159, Van Zuylenstraat 8, Helenastraat 30, Tweede Adelheidstraat 182 en Wilhelminakade 71. Bordewijk werd leerling van het gymnasium aan het Hoge Westeinde, een school met een ouderwetse tucht, en ging daarna rechten studeren in Leiden, waar hij in 1912 promoveerde tot doctor in de rechtswetenschappen [1]. In 1913 werd hij beëdigd als advocaat en ging, nadat hij aanvankelijk werkzaam was geweest op het archief van een levensverzekeringsmaatschappij in Den Haag, in januari als junior werken op een advocatenkantoor te Rotterdam aan de Boompjes 11. In december 1919 vestigde hij zich als advocaat te Schiedam aan de Tuinlaan 46. Het kantoor verhuisde in de loop der jaren naar de Tuinlaan 118 en uiteindelijk naar de Lange Nieuwstraat 187 [2]. Nadat Bordewijk jarenlang geässocieerd was geweest met mr. M.M. van Velzen, begon in 1945 de samenwerking met zijn zoon mr. R.F. Bordewijk.

Op de dag van de mobilisatie, 1 augustus 1914, trouwde Bordewijk met Johanna S.H. Roepman, die hij in 1911 voor het eerst ontmoet had, en ging in de laan van N.O.Indië 214 wonen. Ze verhuisden binnen Den Haag naar de Schenkkade 219 (1921) en naar de Tweede van den Boschstraat 36 (1928). Uit dit huwelijk werden geboren dochter Nina [3] en de zoon die later zijn compagnon zou worden. Vrouw en kinderen hadden later wel wat invloed op zijn werk als schrijver, want Bordewijk en zijn echtgenote, die componiste was, bekritiseerden elkaars werk en Bordewijk maakte voor sommige composities de teksten. Om de zondagen te beginnen vertelde Bordewijk vaak verhaaltjes aan z'n kinderen en deze verhaaltjes werden later gepubliceerd als 'Bakerpraatjes'

Op 1 september 1918 werd Bordewijk docent Handelsrecht aan de Handelsschool aan het Van Alkemadeplein te Rotterdam en bleef dit tot oktober 1920. In 1919 liet Bordewijk vijf van zijn zes voornamen officieel vervallen verklaren.

Op 3 maart 1945 verloor Bordewijk al zijn huiselijke bezittingen (ook zijn eigen werk) bij het bombardement van Bezuidenhout. De familie verhuisde naar Leiden, waar ze een flatje betrok. Bordewijk en echtgenote werden beide ziek, maar ondanks grote zwakte hadden zij zich bij de bevrijding in het feestgebeuren begeven. In november 1945 betrok Bordewijk een kamer in Schiedam, terwijl zijn vrouw in een piepklein flatje in Den Haag ging wonen, waar zij pas na vier maanden een eigen woning aan de Nieuwe Parklaan 20 (Scheveningen) vonden. Door de week ging Bordewijk die vier maanden elke zaterdag per fiets naar Den Haag. Bordewijk schijnt trouwens al eens eerder in Schiedam gewoond te hebben blijkens brieven aan de dichteres Ida Gerhardt [4]. Bordewijk werd in 1945 voorzitter van de Ereraad voor Letterkunde tot aan de opheffing daarvan. In 1947 werd hij voorzitter van de Jan-Campert-stichting ter bevordering van de Nederlandse Letterkunde en bleef dit tot 1952.

In het najaar van 1947 werd hij ernstig ziek. Ruim een jaar lang werd hij verpleegd in de Rudolf Steinerkliniek en vervolgens in het ziekenhuis Bronovo. In 1948 componeerde zijn vrouw 'Rotondo', opera in één akte, waarvoor Bordewijk het libretto schreef en in 1949 componeerde zij een tweede opera, het symphonisch gedicht 'Plato's dood' met tekst van Bordewijk. Bordewijk kon trouwens redelijk piano en viool spelen. Sinds 1949 werkte Bordewijk te Schiedam als juridisch adviseur aan veel saneringsprojekten mee en in 1955 bleek hij al meer dan 300 onteigeningszaken voor de gemeente te hebben behandeld.

In 1951 hield Bordewijk in verschillende steden lezingen over eigen werk.

In 1953 ontving hij de P.C.Hooftprijs in het Muiderslot. Burgemeester (Peek) en wethouders van Schiedam schreven hem in mei 1954 een brief met gelukwensen hiervoor. In 1954 werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau en het gezin verhuisde naar Parkweg 9a. Op 14 februari 1955 ontving Bordewijk de erepenning van de Schiedamse Gemeenschap uit handen van burgemeester Peek. Dit gebeurde in een volle aula van het Stedelijk Museum, waarbij ook enkele composities van zijn vrouw gespeeld werden. Bordewijk zei in zijn toespraak: 'lk voel mij inderdaad Schiedammer, méér dan Hagenaar. lmmers, de stad waar men werkt is veel belangrijker dan de stad waar men slaapt (... ) Ik houd van deze stad, zij heeft mij altijd gefascineerd, sedert het moment dat ik haar silhouet, van uit de trein, twee vurige lichten ontwaarde. Dat was in 1896 en later bleek, dat ik de ovens van de glasfabrieken had aanschouwd. lk ben het beeld nimmer kwijtgeraakt (... ) lk vind Schiedam ook een móóie stad, er is zeer veel schoons ... de kerk aan de Lange Haven ... de Lange Haven in zijn geheel... deze aula en zoveel meer.'

In 1957 verhuisde het gezin naar de Alexander Gogelweg 32. Op 10 oktober 1957 feliciteerden burgemeester (Peek) en wethouders van Schiedam via een briefje Bordewijk met zijn 70ste verjaardag en met het doorstaan van zijn ziekte en op 2 november 1957 stuurde burgemeester Peek hem een briefje met felicitatie voor de toekenning van de Constantijn Huygensprijs. Deze prijs werd in december aan Bordewijk uitgereikt voor zijn gehele oeuvre.

In 1959 verhuisde gezin Bordewijk naar de Jacob de Graefflaan 8a. Op 28 april 1965 overleed Bordewijk, 80 jaar oud. Hij werd op 3 mei in stilte op 'Oud Eik en Duinen' begraven, overeenkomstig zijn nadrukkelijke wens. Op 18 augustus werd aan zijn weduwe postuum de Zilveren Penning van de gemeente Den Haag uitgereikt door burgemeester Kolfschoten. Bordewijk had voor Den Haag verscheidene nieuwe straatnamen bedacht, nl. die, welke eindigen op 'dreef' en 'horst'.

Wat van Bordewijks werk met Schiedam te maken heeft is allereerst de novelle 'Verbrande erven. Een plaatsbeschrijving' Dit verhaal is allereerst verschenen in de serie ondergrondse uitgaven Quousque tandem, no. 15, bij de Bezige Bij (onder pseudoniem Emile Mandeau, de naam van zijn grootmoeders familie) en later opgenomen in de verhalenbundel 'Bij gaslicht' bij Nijgh en Van Ditmar (deze bundel is nog te verkrijgen als goedkope Salamanderpocket). Het verhaal gaat over Neeltje uit Hazerswou, die gaat logeren bij haar oom, een notabele uit de moutwijnindustrie, die in de Verbrande Erven woont. Door haar ogen krijgt de lezer het Schiedam te zien uit de tijd van het gaslicht. Ze dwaalt door de sloppenbuurten met namen als Baan, Grofbaan, Roosbeek en Laan; de brandersbuurt met Raam, Achter de Teerstoof en Kinderbuurt, maar ook langs de havens met patriciërshuizen, de mooie Plantage en het Hoofd met uitkijk op de rivier. Verder zijn er nog de verhaaltjes 'De Stad Schiedam' op blz. 43 e.v. in 'De Korenharp' (nieuwe reeks), 'Vererfde Branden' in 'Onderweg naar Beacons' en wat Schiedams in 'Geachte confrère'. Bordewijk was ook enkel malen medewerker aan het maandblad 'De Schiedamse Gemeenschap': 'Lopen door oude buurten' (1949 blz. 148), 'Verbrande Erven. Een tiidsbeeld' (fragment, 1952), 'Ja, dat was toen...' (1954 blz. 016), 'Twee stadsgezichten van de schilder R.S. Bakels. Kort woord over levensloop van deze schilder' (1954 blz. 193) en 'Navolging van Henri Hartog' (1962 blz. 180, ook in 'Idem. Tien parodiën'). In ditzelfde blad verscheen over Bordewijk: 'De SG erepenning aan F Bordewiik uitgereikt' (1954 blz. 221), De mens en de schrijver F Bordewijk' door A. Wagener (1954 blz. 222), 'Mr. Bordewijk kreeg Schiedamse erepenning' (1955 blz. 7) en 'Het werk van ledige uren' door Dr.C.van Bree (1965 blz. 214).


Uitgaven van Bordewijk:

'Paddestoelen' (gedichten, onder pseudoniem Ton Ven ', 1916), Fantastische vertellingen (3 bundels verhalen, 1919, 1923 en 1924), 'Blokken' (korte roman, 1931), 'Knorrende beesten' (korte roman, 1933), 'Bint, Roman van een zender' (korte roman, 1934, is gelocaliseerd in de Handelsschool te Rotterdam), 'De laatste eer' (grafredenen, 1935), 'Rood Paleis. Ondergang van een eeuw' (roman, 1936, 'Op mevrouw De Taeye bordeelhoudster' uit 'De laatste eer' was een voorloper hiervan), 'De wingerdrank' (verhalen, 1937, verhaal 't Ongure Huissens' was in 1936 al gepubliccerd in 'De Vrije Bladen), 'Karakter. Roman van zoon en vader' (roman, 1938; de titel 'Drevershaven en Katadreuffe'; in 1939 verschijnt een Duitse vertaling als 'Büro Rechtsanwalt Stroomkoning' en in het Engels als 'Charecter. A novel of Father and Son' in 1966; het advocatenkantoor aan de Boompjes te Rotterdam speelt erin een rol), 'De Korenharp' (verhalen, 1940; hierin de 'Bakerpraatjes' die Bordewijk zijn kinderen vertelde; herzien uitgegeven in 1946), 'Drie Toneelstukken' (1941; 'Sumbo N. V. Spel van olie, dood en leven in drie bedrijven', 'Driehoek met den huisgenoot. Blijspel in één bedrijf' en 'De stier van Opland. Klucht in één bedrijf'), 'Apollyon' (roman, 1941), 'Veuve Vesuvius' (novelle, 1946), 'Eiken van Dodona' (roman, 1946), 'Bij gaslicht' (verhalen, 1947; hierin de verhalen 'Verbrande erven' (zie boven) en 'Huis te huur', dat eerder was gepubliceerd als boekenweekgeschenk van 1938 en gedeeltelijk herschreven is), 'Noorderlicht' (roman, 1948; geschreven in 1941), 'Het Eiberschilt' (verhalen, 1949), 'Zwanenpolder. 20 verhalen' (1949), 'Vertellingen van generziids' (verhalen, 1950), 'Studijn in volksstructuur' (verhalen, 1951), 'De Korenharp. Nieuwe reeks' (verhalen, 1951), 'De Doopvont' (roman, 1952), Meneer en mevrouw Richebos. Twintig korte verhalen' (1954), 'Haagse mijmeringen' (verhalen, 1954), 'Onderweg naar Beacons. Twaalf korte verhalen' (1955), 'Bloesemtak' (roman, 1955), 'Halta Noordstad'. Vermeerderd met drie eenacters en een monoloog (toneel, 1956; 'Halte Noordstad' eerder verschenen in 'De Gids' van 1941), 'Geachte Confrère, splendours en misères van het beroep van advocaat' (beschouwingen, 1956), 'Idem, Tien Parodieën' (verhalen als parodieën op andere schrijvers, 1957), 'De aktentas, Tien korte verhalen' (1958), 'De zigeuners. Twaalf korte verhalen en een schets' (1959), 'Centrum van stilte', (verhalen, 1960), Paddestoelen (raad in) rijm' (gedichten onder pseudoniem Ton Ven, 1961), 'Tijding van ver' (roman, 1961), 'Wandelingen door Den Haag en omstreken' (verhalen onder pseudoniem Ton Ven, 1962; wandelingen door Den Haag van omstreeks 1895), 'Jade, jaspis en jitterbug. Wijsheid en schoonheid uit het leven van Baron van Stralen op rijm' (gedichten onder pseudoniem Ton Ven, 1964), 'Lente, Zeven verhalen' (1964), 'De Golbertons' (roman, 1965), 'Dreverhaven en Katadreuffe' (novelle, 1981; zie opmerking hiervoor bij 'Karakter'), Zeven fantastische vertellingen'. Nagelaten feuilletons (verhalen, 1982), 'Kelders en paleizen. Zeventien verhalen' (1982, een keuze uit eerder verschenen werk), 'Kritisch proza' (1982; een selectie van 79 van de 152 kritieken die Bordewijk van 1946 t/m 1954 voor het Utrechts Nieuwblad heeft geschreven), 'Huissens' (novelle met tekeningen, 1982; eerder verschenen in de bundel 'De Wingerdrank'), 'Vijf kleine verhalen' (1983, nagelaten verhalen). Vanaf 1982 wordt door Nijgh & Van Ditmar te 's-Gravenhage het 'Verzameld Werk' uitgegeven in 11 delen, waarvan er momenteel 4 delen zijn verschenen. Het zal geen 'volledig werk' zijn, want alhoewel ook enkele niet in boekvorm verschenen stukken zullen worden opgenomen, zal niet al het bovengenoemde opgenomen worden. Sommige stukken zijn door de erfgename mevrouw N. Funke-Bordewijk daartoe niet goed genoeg geacht. Voor een verzamelaar van Bordewijks werk is dit te betreuren.


Belangrijke publicaties over Bordewijk.

Een inleiding tot een keuze uit ziin werk - Victor E. van Vriesland, reeks Schrijvers van heden III, 's-Gravenhage, 1949; Over F. Bordewiik - Pierre H. Dubois e.a., Rotterdam/'s-Gravenhage, 1953 en uitgebreid verschenen in 1982; Het geclausuleerde beest - Th. Govaart Hilversum, 1962; Ferdinand Bordewijk - M. Dupois - Nijmegen/Brugge, 1980; Meesterschap over het monster - Th. Govaart - 's-Gravenhage, 1982; Gesprekken met F. Bordewijk - Nol Gregoor, 's-Gravenhage, 1983.


Bronnen:

Over F. Bordewijk (Nijgh & Van Ditmar, 's-Gravenhage, 1982), Het werk van ledige uren - drs. C. van Bree (Schiedamse Gemeenschap, 1956, blz. 214-218), Mr. F. Bordewijk krijgt SG-erepenning en zei 'Schiedam verdient meer bezoek' (Schiedamse Gemeenschap 1955, blz. 7-8). De genoemde brieven van Ida Gerhardt en F. Bordewijk, evenals die van B&W van Schiedam, bevinden zich in het gemeente archief der stad Schiedam.


Noten

[1] Op 'Stellingen ter verkriiging van den graad van doctor in de rechtswetenschappen', uitg. Ydo, Leiden, 1912.

[2] Pand Lange Nieuwstraat 187 is later afgebroken en nu staat het hoofdpostkantoor op die plaats.

[3] De latere schrijfster Nick Funke-Bordewijk, die in 1961 debuteerde met de fantastische (griezel)roman 'Millicent', uitgegeven bij Nijgh & Van Ditmar, de uitgeverij van haar vaders werk.

[4] In een brief van de toenmalige archivaris A. van der Poest Clement schrijft Ida Gerhardt op verzoek wat over een parodie van Bordewijk op Henri Hartog (brief: 'Bilthoven 3/10/66'): 'Bordewijk beschrijft in het verhaal (... ) de z.g.n. 'Rotterdamdijk'. Waar Schiedam toen overging naar de weg naar Rotterdam lag een rij eenkamerwoningen, geheel achter de dijk; het leek wel een loopgraaf. Even verder kwam je, rechtsaf, bij de Glasblazerijen (weg naar het Hoofd). In één van die eenkamerwoningen woonden de pleegouders (tot zijn 12e jaar) van mijn vader: P.L. Gerhardt en Cornelia Stolk(...). Op de R'damdijk heb ik, het donker en de kleinbehuisheid ten spijt, de heerlijkste uren van mijn kindertijd gesleten. Oom en tante bezaten nl.: een Camera Obseura, een Haverschmidt (volledig), een Genestet, een Multatuli. De R'damdijk was een armoebuurt.' Hierbij zond ze twee kopieën van brieven van Bordewijk aan haar ('Den Haag, dinsdag 9 juni 1964' en 'Den Haag, 21 september 1964'). Uit de eerste brief: 'Uw brief heeft me totaal onverwachte verrassing bezorgd, minder wegens uw geboortig zijn uit Schiedam - in de tijd nog van het gaslicht neem ik aan -, dan wel vanwege het feit, dat u gewoond hebt in de Katshoek en wij, onwetend van elkaar, onder- en bovenbuur zijn geweest. En dan het ons beiden bekende gruweltje van de slop, iets meer centrum-waarts. Het 'Bureau' heeft me nooit kunnen loslaten. Die eerste tijd van de Katshoek maakte echter de diepste indruk. lk adviseerde er drie avonden per week. lk schreef Geachte Confrère op verzoek. Het is niet zo best uitgevallen in zijn opzichtigszelftevredenheid, al zijn dan de twee hoofdstukjes over het 'Bureau' niet de slechtste.' En uit de tweede brief: 'Het Schiedam van voorheen laat me evenmin als u helemaal los, al schreef ik er weinig over. lk herinner me uit de eerste jaren van kennismaking huisjes aan de dijkkruin die van achteren door naakte palen werden ondersteund. Dat is allang verdwenen en de stad gaat mee met wat de eeuw op sociaal gebied eist. Zoiets te hebben gezien blijft echter een beleving.'

Ter verduidelijking: Ida Gerhardt is niet te Schiedam geboren, maar woonde er van 27-6-1908 tot 12-5-1914 aan de Overschiesestraat 12 en Plein Eendracht 23 beneden (geboren 11-5-1905 te Gorcum).

> Startpagina > Historische Vereniging Schiedam > Het tijdschrift Scyedam > Overzicht van de opgenomen artikelen uit het blad 'Scyedam'