logo Historische Vereniging Schiedam
> Startpagina > De Geschiedenis van Schiedam > Cultuur, Onderwijs, Sport en Recreatie

Onderwijs


De maatschappelijke situatie in vroeger eeuwen maakte dat men het niet noodzakelijk vond dat iedereen kon lezen en schrijven. Voor veel werkzaamheden gebeurde de kennisoverdracht op het bedrijf van de ouders of werd in de leer gegaan bij een baas. Leren lezen en schrijven was hoofdzakelijk nodig om je toegang te verschaffen tot de wereld van de 'geletterden'. In die tijd waren dat meestal de mensen van de geestelijkheid en de bestuurscolleges.

In de dertiende eeuw is er vanuit de kerk het streven tot het stichten van parochiescholen en voorts ontstaat van lieverlee ook in het algemeen de neiging steeds meer zaken op schrift te willen stellen. Aanvankelijk worden administratieve diensten voornamelijk geleverd door de (mannen)kloosters van Egmond en Middelburg. In de tweede helft van de dertiende eeuw verdwijnt deze monopoliepositie. Zo zijn voor Vrouwe Aleida, de stichteres van de stad, en haar zoon Floris tussen 1264 en 1284 vier 'schrijvers' werkzaam. Hiervan sinds 1273 drie tegelijkertijd. Het is aannemelijk dat een van deze klerken de hier ter stede bekende kapelaan Betto (van Zierikzee) is. Dat valt af te leiden uit stukken die bewaard zijn gebleven. Voornamelijk documenten uit de periode na de beëindiging van de voogdij van Aleida over haar neef graaf Floris V. Laatstgenoemde neemt in 1268 Hendrik Allardszoon als oorkondeschrijver in dienst. Deze post was in de tien jaar daarvoor vacant gebleven. Tot 1280 is Hendrik de enige schrijver op de kanselarij van de graaf. Vergelijken we deze situatie met de kanselarij van Aleida en haar zoon Floris dan zien we dat laatstgenoemden in die jaren toch blijkbaar een niet te onderschatten positie innamen.

De eerste school
Naast de adel hebben ook de ondernemers behoefte aan mensen die kunnen lezen en schrijven. De administratie moet worden bijgehouden. Schiedam is in de middeleeuwen weliswaar nog niet groot, maar wel een welvarende stad. De belangrijkste economische activiteiten zijn de visserij en de lakennijverheid. De kooplieden vinden goed onderwijs belangrijk. En daarom bewerkstelligen ze dat gravin Margaretha van Beijeren Schiedam in 1346 het recht verleent een school te hebben. Vermoedelijk werd de aan de Grote Kerk verbonden parochieschool verheven tot stadsschool. Uit deze school is het Stedelijk Gymnasium voortgekomen.

Reformatie
Na de reformatie gaat het onderwijs over in protestantse handen. Evenals voorheen moeten de kinderen worden onderwezen in lezen, schrijven en rekenen, maar het godsdienstonderwijs wordt protestants van karakter. In de twee eeuwen die op de reformatie volgen blijft het zo dat kennisoverdracht via het onderwijs niet zozeer gericht is op een goed functionerende economie maar op goede zeden.  Het gaat minder om overdracht van kennis en meer om het bijbrengen van begrip voor orde en deugdzaamheid. Klaarblijkelijk was de aanpak niet erg succesvol want eind van de achttiende eeuw schrijft iemand dat in die tijd er: "een bevolking opgroeit, volstrekt van het vee niet te onderscheiden dan door de menselijke gedaante en het gebruik der spraak". Er is analfabetisme, onwetendheid en drankzucht.

Negentiende en twintigste eeuw
In die jaren zijn er stadgenoten die met zo’n situatie geen genoegen nemen en gaan werken aan een menswaardiger bestaan voor de massa. Op 30 november 1797 wordt daartoe een afdeling op van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen opgericht. Doel van dit genootschap was het verbeteren van de leefomstandigheden 'van de gemeenen man' door wat men noemde volksvoorlichting en volksontwikkeling. Eerste vrucht van de activiteiten van het departement is in oktober 1800 de opening van een leesbibliotheek in een lokaal van de Beurs. Deze Nutsbibliotheek is in 1919  ingebracht in de nieuwe openbare leeszaal. In 1801 richt de maatschappij een tekenschool op. De lessen worden in de Beurs gegeven. Bij de start telt de school 40 leerlingen.

Ten opzichte van de voorgaande eeuwen geeft de eerste helft van de negentiende eeuw een duidelijke verbetering van de onderwijssituatie te zien, maar het moraliserend karakter is nog steeds zeer kenmerkend. Kennis en Deugd moeten analfabetisme en onwetendheid bestrijden. Daarom moeten alle jeugdigen met spoed leren lezen. En inderdaad slaagt Schiedam er gedurende de negentiende eeuw in het analfabetisme tot minimale proporties terug te dringen. Uit de gemeenteverslagen blijkt dat het na 1865 vrijwel nooit meer voor komt dat van de voor militaire dienst ingeschrevenen er een niet kan lezen of schrijven. En ook in de jaren er voor betrof dat nooit meer dan een paar procent. Dat is toch geen slechte prestatie als men rekent dat de Schiedamse lageronderwijsvoorzieningen in die tijd nog vrij beperkt zijn.

In 1857 stelt de gemeenteraad vast dat openbaar onderwijs regel en bijzonder onderwijs uitzondering is en dat er zeven openbare lagere scholen zullen zijn. Verder twee openbare scholen voor uitgebreid lager onderwijs, één voor jongens en één voor meisjes. Het aantal kinderen tussen zes en twaalf jaar bedraagt dan ongeveer tweeduizend. Schiedam is in die jaren, net als elders in Nederland het geval is, nog een stad met een echte standensamenleving. De zeven lagere scholen zijn daarom als volgt verdeeld: drie kosteloze (armen)scholen voor kinderen van  "onvermogende" ouders; twee tussenscholen voor de "minvermogenden" en twee "burgerscholen" voor de gegoeden. Naast deze lagere scholen komt er vanaf 1918 ook één waar leerlingen terecht kunnen die vanwege een geestelijke handicap moeite hadden met het volgen van onderwijs. Dat is de school voor buitengewoon lager onderwijs (BLO) aan het Oude Kerkhof. De klassen zijn er kleiner en het onderwijs individueel gericht. Verder staat ook handvaardigheid op het lesprogramma.

Voortgezet Onderwijs

In 1867 gaat een nieuw type onderwijs van start voor de 'gezeten' burgerij: 'De Hoogere Burger School' (HBS). Naast voorbereiding op de maatschappij ontwikkelt dit schooltype zich in de praktijk, naast de vanouds bekende latijnse school, tot opleiding richting universiteit.  Achter de kasteelruïne van Huis te Riviere wordt een groot schoolgebouw neergezet en mei 1869 kan het worden geopend. De school begint dan met een driejarig leerplan dat reeds in 1870 wordt uitgebreid naar 5 jaar.

In 1879 besluit men de Latijnse School, toen 29 leerlingen tellend, tot Gymnasium te verheffen. Het wordt het eind van het min of meer kwijnend bestaan en het begin van groei. In 1897 telt het gymnasium al 69 leerlingen. Meest 'mannen' dat wel, evenals dat op de HBS het geval is. Het gymnasium krijgt in 1893 en de HBS in 1884 de eerste vrouwelijke leerling.

Vanaf 1908 is het volgen van technisch onderwijs ook in Schiedam mogelijk omdat de Vereniging Ambachtsschool voor Schiedam en omstreken de school aan de St. Liduinastraat opent. In 1958 komen er een protestants-christelijke en in 1962 een RK technische school bij.

In 1894 begint Mej. E.M. Maas met het geven van kookonderwijs in een lokaaltje aan de Lange Achterweg. Vanuit dit initiatief  start in 1900 een Huishoud- en Industrieschool. Aanvankelijk was de school een goede gelegenheid om de jongejuffrouwen uit de meer gegoede kringen een verdere opleiding te laten volgen. De vakken waren: knippen, koken, stoppen en verstellen, huishoudkunde, rekenen en lezen. Het duurt niet lang of het bestuur van de vereniging is van oordeel dat ook de kinderen uit de arbeidende klasse deze onderwijsmogelijkheid moet worden geboden. De plannen worden realiteit en al in 1908 is een fraai nieuw schoolgebouw aan de Prins Mauritsstraat in gebruik genomen.

Tenslotte

Globaal is er dus tot en met de achttiende eeuw een zekere ontwikkeling waarbij als schoolvormen naar voren komen de klein-kinderschooltjes, lagere scholen, de Franse school voor algemeen vormend onderwijs en de Latijnse School als weg naar de universiteit.

Deze vier lagen blijven er ook in de negentiende en een groot deel van de twintigste eeuw, zij het in meer varianten door de ontwikkeling van (M)ULO en HBS, de komst van de BLO-scholen en van diverse vormen van beroepsonderwijs.

Door de groei van het onderwijs en de toename van het inwonertal neemt het aantal scholen in de periode tussen 1915 en 1940 beduidend toe, van 14 naar 40. Een van de redenen is dat het aantal inwoners in de periode 1900 - 1940 verdubbelt.

Na de Tweede Wereldoorlog is er een steeds grotere behoefte aan onderwijs waar te nemen bij groepen die voorheen niet aan hogere vormen van onderwijs toekwamen met als gevolg een sterke uitbreiding van het voortgezet onderwijs in Schiedam. Veel veranderingen zijn er op onderwijsgebied. Maar samenvattend is behalve de groei van het onderwijs en zaken als toepassen van school-TV en computers, inhoudelijk gezien toch een belangrijk kenmerk van die periode: de zoektocht naar een bij de mogelijkheden van de leerling passende vormgeving van het onderwijs in de eerste jaren na de basisschool.


Overzicht onderwijs-instellingen in de Stadsgids 1925

Trefwoorden



> Startpagina > De Geschiedenis van Schiedam > Cultuur, Onderwijs, Sport en Recreatie