logo Historische Vereniging Schiedam
> Startpagina > De Geschiedenis van Schiedam > Stedelijke ontwikkeling

Straatverlichting


Amsterdam had een wereldprimeur met een straatverlichting van raapolielampjes, op dikke houten palen. Systematisch, nauwkeurig uitgemeten van lamp tot lamp en van lichtvlek tot lichtvlek.
Schiedam volgde niet lang daarna. Hans van der Sloot schrijft hierover in 'Schiedam Electrisch!'
(uitgave: Openbare Nutsbedrijven Schiedam, 1988) het volgende:

Bedenker van de openbare straatverlichting en tegelijkertijd pachter van het ambt van hoofdopzichter (zeg maar direkteur) en houder van het octrooi voor het vervaardigen van palen en lantarens was Jan van der Heyden. Dezelfde die kort daarvoor ook de hoofdstad z'n eerste slangenbrandspuit had bezorgd.

Nadat Amsterdam in 1676 had besloten tot ingebruikname van een systematische verlichting voor de gehele binnenstad wilden andere steden niet achterblijven. Den Haag volgde in 1678 met een uitnodiging om ook daar een straatverlichting in te richten naar Amsterdams model die zo mogelijk nog beter voldeed dan de hoofdstedelijke. De kleinere schaal van Den Haag zal daar wel mede de oorzaak van zijn geweest. Drie jaar later schafte ook Groningen zich bij Jan van der Heyden een straatverlichting aan en in 1682 besloten ook Utrecht en Schiedam tot het installeren van een openbare verlichting van de hand van de meester op dit gebied. Waarmee Schiedam zich mag rekenen tot de eerste vijf steden ter wereld met een echte, deugdelijke en onder alle omstandigheden goed funktionerende straatverlichting (met olielampen).

Trefwoorden



> Startpagina > De Geschiedenis van Schiedam > Stedelijke ontwikkeling